Nadat de Middelzee was bedijkt werden er rond 1200 aan weerzijden van het Sneekermeer dijken aangelegd. Ten noorden kwam de Grienedyk tot stand die in Sneek bijna haaks aansloot op de rijksstraatweg (N354), de oude dijk van de Scherhem. De dijk liep op een afstand van 200 tot 500 meter van het meer naar Abbengawier. In het gebied ten noordwesten van het Sneekermeer ontstond toen de Rauwerderhem, die o.a. de dorpen van de Snitser Fiifgea omdijkte (o.a. Offingawier en Goënga).
Aan de zuidkant van de Middelzee ontstonden zo een tiental polders die Hemmen worden genoemd. Een hem is een polder met een natuurlijke afwatering. De Grienedyk moest het gebied dus beschermen tegen het opdringende water uit het Zuiden. De dijk zal het water ook diverse malen gekeerd hebben. Maar er zijn ook dijkdoorbraken geweest, waar de verschillende kolken het bewijs voor zijn. Volgens Rienks en Walther (1954) zal de dijk rond 1160 aangelegd zijn, maar er zijn ook bronnen (Bakker 1972) die er vanuit gaan dat het 40 jaar later was, na de Sint Nicolaasvloed in 1196.
De Grienedyk is een van de oudste binnendijken die nog steeds dienst doet als waterkering. Doordat de dijk ver van het Sneekermeer werd aangelegd konden uitgestrekte boezemlanden ontstaan. De dijk bestaat uit venige grond vermengd met zand en is aan de meerkant met klei bekleed. Hij rust op een veenlaag van 3 meter dik. De buitenkant van de dijk (bûtenfelling) is op een aantal plaatsen met klinkers bekleed, dit gebeurde in 1880 toen de provincie de dijk verhoogde.
De stenen bekleding raakte in de loop van de tijd bedekt met modder en raakte geheel overgroeid. De steentjes moesten de dijk beschermen tegen golfslag, omdat het bûtlân iedere winter onder water liep. Een van de plekken die extra beschermd werd met klinkers was de uitstekende punt bij de Sylskrite (Stienhoeke). Het water kreeg aldus geen vat meer op de dijk. De steentjes zijn enkele tientallen jaren geleden weggehaald en verkocht, maar deze hoek wordt nog altijd de Stienhoeke genoemd.
De Grienedyk loopt voorbij de voormalige boerderij Froaskepôlle naar het oosten tot dicht bij het Galgelân en maakt daar een opmerkelijke scherpe hoek en buigt dan af naar het noorden. Als je naar de topografische kaart kijkt lijkt het of het vak tussen de Froaskepôlle en het Galgelân een jonger gedeelte is, alsof de aansluitende vakken in eerste instantie naar het zuiden doorliepen. In oude geschriften kunnen we daar echter niets van terug vinden.
Oostelijk van de Paviljoenwei kruist de dijk de Gravinneweg, een diluviale zandrug die onder het veen zit en hier dicht aan de oppervlakte komt. Op deze plaats komt bij het hekkelen vaak wat zand naar boven. Bij de Goaiïngeaster Kolk lag vroeger waarschijnlijk de dorpszijl van Goënga, buiten de dijk ligt een vaart die nu nog de Âlde Sylroede wordt genoemd. De kolk is, waarschijnlijk net als de iets noordelijker gelegen kolk bij de Gauwsterzijl een overblijfsel van een wiel, gevormd bij een dijkdoorbraak. Later werd de dijk weer om de kolk heen gelegd.
Ongeveer een kilometer ten noorden van de Gauwstersyl kruiste de dijk de Sjaerdemasleat. (dit was rond 1700) Deze vaart is genoemd naar de machtige familie Sjaerdema uit Franeker. Deze familie liet een kanaal graven van Franeker, via Bozum en Spears naar het Sneekermeer. Dit kanaal kruiste de Grienedyk met een syl en werd gebruikt voor het transport van turf uit de omgeving van Heerenveen naar Franeker. Door de hoge kosten heeft het kanaal niet lang deze functie vervuld. Daar waar de dijk de voormalige Sybrandabuursterzijl kruist vormt de Nije Slachte, in 1883 aangelegd, de waterkering langs het Snitsermar. Het stuk Grienedyk ten noorden van deze Slachtedijk is na 1883 geheel vervallen en afgegraven.
De Zijlen
Doordat de kleigronden in het westen van Westergo hoger lagen dan de nieuwe Middelzeepolders en ook hoger dan de Hemmen, moesten al deze polders hun overtollige water in Zuidoostelijke richting lozen. Daarvoor werd in de dijken een uitgebreid systeem van zijlen aangebracht. Tussen Sneek en Abbenwier waren in de Grienedyk en de Oude Slachte (zoals de Groenedijk na Abbenwier wordt genoemd) de volgende zijlen:
Groenedijksterzijl, Offingawiersterzijl, Goëngasterzijl, Gauwsterzijl, Sybrandabuursterzijl, Terzoolsterzijl en de Abbengawiersterzijl. In de atlas van Eekhoff is bovendien in de Grienedyk in de omgeving van de Froaskepôlle nog aangegeven “voorm. zijl”. Tussen de Groenedijksterzijl en de Offingawiersterzijl zou dus nog een zijl geweest zijn.
In 1464 is deze syl tijdens een zware storm weggeslagen. In 2020 is er een gedenksteen langs de Grienedyk geplaatst die aan deze gebeurtenis herinnert. Mogelijk heeft op de plaats waar de Paviljoenwei de Grienedyk kruist de Loaiïngaestersyl gelegen.
In een tijd dat er nog geen gemalen waren heeft men elke mogelijkheid om water af te
stromen moeten benutten. De zijlen waren eenvoudig van constructie. In het begin zullen het niet anders dan houten kokers zijn geweest, duikers eigenlijk, met daarin een beweegbare klep. Men kon dus geen schepen schutten, maar op verschillende plaatsen waren overtomen, een houten glijhelling aan weerzijden van de dijk. Pas in 1920 werden de diverse zijlen gewijzigd in een schutsluis. Door de aanleg van een tweede sluishoofd konden pramen en andere vaartuigen ‘geschut’ worden, ook als het water buitendijks te hoog was.
De Grienedyk en zijn zijlen vertellen mede het verhaal van het landschap van het Sneekermeergebied. In het boek “Offenwier, doarp tusken Grienedyk en Aldfeart” (2014) van Rintsje Winia kunnen we prachtige verhalen lezen over het leven aan de , toen nog, onverharde Grienedyk. De wat hoger liggende Grienedyk slingert ook in 2022 nog door het laagveengebied en is een markant onderdeel van het landschap. Deze verhalen geven het landschap betekenis en zorgen er voor dat het de mensen ermee verbindt. Laten we zuinig zijn op dit cultuurhistorisch erfgoed.
(Nico Brandsma)